Selecteer een pagina

“Kom, je kunt het!” Aanmoedigende kreten van de trainer schallen door de hal. Ik kan het. Dat is belangrijk. Voor de zoveelste keer scherp ik een persoonlijk record aan. Ik zet een alleszins acceptabele tijd neer op de 250 meter roeien. De derde plek in het klassement. Ik kan het!

Het klinkt als een succesverhaal. De kracht van taal is dat ik het zo kan laten klinken. Zeker, als ik naar de training van gisteren kijk, dan klopt dat ook. Toch zit er voor mij wel een schaduwzijde aan dat sporten. Ik moet. Het is een verkeerd woord. Negatief van toonzetting. Ik wil graag sporten…

Helaas is dat laatste niet waar. Op dit moment, na ruim 40 intensieve trainingen, vind ik het nog steeds niet zo leuk. Maar afspraak is afspraak. Ik ga toch weer sporten. Waarom dan? Omdat het een afspraak is die ik wil nakomen. Maar vooral om de doelen die ik stelde ook echt te gaan behalen.

Het is belangrijk om op mijn taalgebruik te letten. Onbewust gebruik ik vaak de woorden ‘moeten’ en ‘geen zin’ in 1 zin als het gaat om sporten. Daar moet wil ik toch iets mee doen. Het blijkt een verstandige zet te zijn om het werkwoord ‘willen’ te introduceren. Ik wil best graag sporten. Ik wil ook mijn persoonlijke records nog verder aanscherpen. Ik wil ook aan mijn langetermijndoelen werken. Ik wil ook positiever worden over het sporten zelf. Ik wil er zin in hebben.

De laatste tip, die ik van Joël hoorde, geef ik hier letterlijk weer. “Als je ’s morgens wakker wordt, bedenk dan 3 dingen waar je dankbaar voor bent. Bedenk 3 doelen die je wil gaan halen, vandaag of wat verder weg in de toekomst.”

We zijn in Nederland gezegend met zoveel mogelijkheden en zoveel welvaart. Laten we dat beseffen en dankbaar zijn voor de Gever van al dat goede. Dan moeten we niet, dan mogen we!

 

 

Deel dit bericht op: